Haar wekker gaat af. Zo hard dat vrijwel iedereen in het hotel wakker moet zijn geworden. Het is 4 uur in de ochtend. Ik draai me nog een keer om. Mijn wekker staat op 4.20 uur.
Om 5 uur staan we buiten. De taxi is op tijd en we vertrekken naar Kunjapuri voor de zonsopgang. De reis is wonderbaarlijk. We rijden links, rechts en midden op de weg. Bij tijd en wijle gaan we bijna loodrecht omhoog en in alle bochten halen we in.
Op de top van de berg zien we een zonsopgang die zijn weerga niet kent. Als je denkt dat de lucht op haar allermooist is, verschijnt de almachtige zon. Binnen luttele seconden omarmt de hemel alle tinten rood en geel. De schoonheid is ongekend.
Wanneer we nog wat nagenieten, grist een aap een aantal chapaties uit een tas van een stel toeristen. Dit doorbreekt de betovering van het moment maar veroorzaakt weer nieuwe geluksmomentjes. Zo vaak zien we immers geen apen vrij rondlopen.
Dan slaat een trom, klingelen er bellen en wordt er een lofzang ingezet. Sommige reizigers gaan mediteren, anderen bezoeken de tempel en wij zetten na een kop koffie en wat gedroogde mango de terugtocht in.
De afdaling gaat door de bergen. Onder onze voeten is het soms groen, dan weer rotsachtig en zanderig. We steken watertjes over, balanceren op richeltjes en zoeken steun bij rotsen en grashalmen terwijl we onze weg langs de stijle hellingen vervolgen.
Zes uur duurt onze afdaling. Onderweg eten we doha en drinken we cola. Bij een imposante waterval plonzen we het ijskoude water in. Moe maar voldaan bereiken we rond 14.00 uur een verharde weg waar een taxi ons naar het hotel in Tapovan Rishikesh brengt. We hebben er weer een prachtig avontuur op zitten met vele geluksmomentjes.